Op maandagavond 26 mei 2025 was bij RCL een avond over ‘de perfecte training’. Deze avond werd verzorgd door de praktijk voor fysiotherapie Ommedijk, waar ook Velocitas al jarenlang mee samenwerkt. In januari hadden ze in De Does een avond over de theorie verzorgd. Nu was de praktijk aan de beurt, toegepast op de warming-up. Ik nam deel uit persoonlijke interesse en als lid van de TC Jeugd.
Theorie herhalen
Volgens de aankondiging van deze avond was het niet nodig dat je er in januari bij was geweest. Maar dat niemand van de deelnemers er toen bij was en dat we maar met z’n vijven waren, was een tegenvaller. Met een knipoog: ik denk dat de mensen van toen hadden begrepen, dat ‘praktijk’ in zou houden, dat we ditmaal zelf aan de slag moesten.
Dat we er allemaal in januari niet bij waren geweest, had ook een voordeel. Want Maarten, Dirk en Kim waren zo vriendelijk om de theorie van toen kort te herhalen. Dat vond ik prettig, want ik had positieve verhalen gehoord van de Velocitanen die er in januari bij waren geweest. Ik was benieuwd naar de lesstof.
De perfecte training is volgens Ommedijk gebaseerd op het Athletic Skills Model (ASM). Dit is een “andere manier van denken over bewegen”, ontwikkeld door René Wormhoudt en prof. dr. Geert Savelsbergh. “Het ASM is een praktisch en wetenschappelijk onderbouwd talentontwikkelingsmodel voor de topsport, de breedtesport en ongeorganiseerde sport, het bewegingsonderwijs, de gezondheidszorg en de sector kunst en cultuur.” Het ASM introduceerde de “Schijf van 10 die bestaat uit tien grondvormen van bewegen. Deze grondvormen zijn gezamenlijk belangrijk voor een optimale motorische ontwikkeling voor iedereen.”

Rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan.
Vroeg selecteren op kwaliteit heeft weinig zin. Dit schreef ik in mijn eerdere bericht over positiever coachen. Ook Ommedijk benadrukte dit. Het is eerder andersom: het zijn opvallend vaak de laatbloeiers die de top van hun sport bereiken. Veel toppers hebben in hun jeugd meerdere sporten beoefend. Twee voorbeelden zijn Zlatan Ibrahimovic en Rafael Nadal. Ibrahimovic deed in zijn jeugd aan taekwondo en heeft daar een fantastische high-kick aan overgehouden. Nadal was naast tennisser ook een goede voetballer met idem voetbalconditie. Dit maakte ze betere allround sporters. Daar konden ze later op bouwen toen ze voor één sport kozen.
Via de Schijf van 10 leer je, dat het goed is om je training niet alleen te richten op – in ons geval – de acht korfbalacties. Ik heb minder dan één uur ASM-theorie meegekregen en ben dus zeker geen expert. Maar ben je korfbaltrainer, vraag je dan eens af, in hoeverre je in de warming-up en de verdere training varieert met: (1) balanceren en vallen; (2) stoeien, vechten en duelleren; (3) gaan, lopen en rennen; (4) springen en landen; (5) rollen, duikelen en draaien; (6) gooien, vangen, slaan en mikken; (7) trappen, schieten en mikken; (8) klimmen en klauteren; (9) zwaaien en slingeren; (10) bewegen op en maken van muziek.
Multisport
Waarschijnlijk pas je net zoals ik een aantal van deze grondvormen van bewegen (Basic Movement Skills, BMS) toe, gericht op korfbal. Zoals 2, 3, 4 en 6. Maar daarmee zou je je spelers in slechts vier van de tien grondvormen trainen. Hoe vaak train je balanceren en vallen, voor als je de bal vlak voor de lijn vangt of je een zetje krijgt? Zou muziek kunnen helpen om speelpatronen aan te leren? Combineer je de grondvormen wel eens in één oefening?
In Schijf van 10-trainingen kun je het idee van donorsporten en multisporten meenemen. Donorsporten zijn sporten die een of meer BMS-overeenkomsten hebben. Zoals korfbal en handbal (bijv. gooien, vangen, slaan en mikken). Multisporten zijn sporten, die dat (vrijwel) niet hebben. Zoals korfbal en taekwondo. (Hoewel, verdedigen?) Een andere sport in je training gebruiken leert spelers om oplossingen te verzinnen voor nieuwe uitdagingen. Je maakt ze tactisch flexibel, zoals dat zo mooi heet. Want uiteindelijk is de wedstrijd van de spelers. Natuurlijk kun je als coach aanwijzingen geven, maar het zijn de spelers die in het veld staan en hun eigen keuzes moeten leren maken.

Let’s go
Dan nog even terug naar die praktijk. Want na de herhaling van de theorie moesten we toch echt zelf aan de slag. Ommedijk liet zien hoe je goekoop over een waaier aan oefenmateriaal kunt beschikken: afgedankte volley-, rugby-, basketbal- en handbalballen, setjes oude tennisballen, een verzameling aan elkaar geknoopte fietsbinnenbanden, en oude hockeysticks. Omdat ook Kane hier bij was, hadden we bijna privéles.
Hieronder volgen voorbeelden van warming-upoefeningen die we deden, ter inspiratie:
- Ga in een cirkel staan met allemaal een tennisbal. Werp deze naar je rechterbuur. Dan komt er dus ook een van links op jou af. Ondertussen dribbelen, knieheffen of hakkenbillen. Werp met links, vang met rechts, met een hand op de rug, met verschillende ballen, etc.
- Houd in tweetallen een hockeystick horizontaal tussen je in. Duw elkaar weg. Trek elkaar aan. Blijf niet op een plek staan. Speel ook met de voeten een bal over. Om een tandartsbezoek te voorkomen mag de stick niet plotseling omhoog, omlaag of opzij.
- Speel rugby. Maak een veldje van vier pionnen en twee hoepels als goals. Een touchdown in de hoepel is een punt. Keihard gooien heeft dus geen zin. Begin zonder regels, en dan: alleen links werpen, rechts, met een arm op de rug, alleen achteruit werpen. Leg de hoepel eens niet in het midden van de achterlijn, of leg deze iets in het veld.
- Speel met twee teams voetbal in dit veldje. Een goal scoor je door van achteren in het doel te schieten – gebruik twee pionnen of manden als palen. Keihard trappen heeft dus geen zin. Begin weer zonder regels. Dan alleen links passen, rechts, met je armen op je rug, met een ander soort bal, etc.
- Doe per tweetal twee aan elkaar geknoopte fietsbinnenbanden om je middel. Een rent weg, de ander volgt langzaam en laat de spanning in de banden oplopen. De renner moet steeds meer kracht zetten, maar maak het niet te gek. Loop met de neuzen naar elkaar opzij, terwijl je de banden gespannen houdt. Werp daarbij een bal over, links, rechts. Speel de bal met je voeten over. Of loop naast elkaar met strakke banden en de neuzen vooruit, en speel een bal over met voeten, handen, hockeystick. Speel al bewegend een bal van tweetal naar tweetal in het veldje. Twee ballen?
- Gebruik een bal bij de loopladder: ga in tweetallen tegenover elkaar staan, dwars op de richting van de loopladder. Stap-stap beide in het eerste loopladderhokje, stap-stap beide uit, werp de bal van de een naar de ander. Stap in en uit in het volgende hokje, werp de bal terug. Zo de ladder door. Of ga zo stappend door de loopladder terwijl je de bal tussen je in boven je hoofden vasthoudt.
- Hinkelen door een dopjesparcours dat uit twee rijen dopjes bestaat: ligt alleen links een dopje, dan hinkel je links, rechts rechts. Staan er dopjes links en rechts in de rij, dan met beide benen. Zo ontstaat een patroon in je hinkelloop. Net zoals (vroeger) op het hinkelpad op de stoep. Helpt het, als je een muziekje aanzet en op het ritme hinkelt?
Als afsluiter deden we deze oefening: ga met zijn allen voorovergebogen met een bal in je handen in een kleine cirkel staan. Klapt de trainer in de handen, dan stuit je met de bal. Doet de trainer dat (net) niet, dan stuit je dus niet. Stuit je toch, dan ben je af. Wie wint?
Voor meer oefeningen, zie onze lijst oefeningen korfbaltraining.

Intermezzo: scrum
Deze avond inspireerde mij om met een frisse blik naar mijn warming-ups te kijken. Ik verzon een andere warming-up voor de D-groep dan ik voor dinsdag had voorbereid. Het werd dit: ga met groepjes van vijf of zes in een cirkel staan, met de neuzen naar het midden. Allemaal, afwisselend, op commando: pas op de plaats, dribbelen, knieheffen, hakkenbillen, positie naar links, rechts, sprong met handklap. Naar het midden, handen op elkaar en in een verdedigende houding weer terug. Sneller.
Vervolgens introduceerde ik op mijn manier ‘stoeien, vechten en duelleren’. Of in ieder geval wennen aan fysiek contact. Dat was alvast handig voor een afvangdueloefening later in de training. De groepjes vormden rugbyscrums (met de handen over elkaars schouders) en daar gingen we: pas op de plaats, dribbelen, links, rechts, rondje links, rondje rechts, naar een rode of gele floormarker bewegen. Die had ik vooraf willekeurig neergelegd. In KT2-termen liep ’t (begrijpelijk), lukte ’t (uitvoerbaar), leefde ’t (hilariteit alom) en leerde ’t (steeds beter), ondanks de stromende regen.
Tot slot
Tijdens de nabespreking van de avond vroeg ik aan Ommedijk hoe lang zo’n warming-up kan duren. Dat mag best tien minuten tot een kwartier zijn. En het advies is om oefeningen te kiezen die steeds dichter bij je eigen sport komen. Dan is iedereen met plezier en variatie opgewarmd klaar voor (de acht) korfbal(acties).
Ik heb tijdens deze avond iets nieuws geleerd en ga vaker de Schijf van 10 en het idee van donor- en multisporten gebruiken. Ik ben benieuwd hoe jullie denken over ASM en korfbal. Wat zou je er mee kunnen in korfbaltrainingen? Laat het mij of de TC’s weten. Of heb het er onderling over. Zo nu en dan is er ook informatie van het KNKV over ASM(-cursussen).